ORADOUR-SUR-GLANE
Het is 10 juni 1944, een gewone rustige zaterdag. De bewoners van het vredige Franse dorpje Oradour-Sur-Glane merken maar weinig van de oorlog. Het verzet is niet actief en er zijn nooit incidenten geweest met de Duitsers. De vrouwen doen hun inkopen en de mannen zijn nog aan het werk of al thuis omdat de zondag voor de deur staat.
Daarnaast zijn er vijf café’s, drie hotel-restaurants, twee bakkers, een banketbakker, drie slagers, vier kruideniers, een slijterij, twee wijnhandelaren, een tabakszaak, een garage met benzinepomp, twee smederijen, een loodgieter, vrije timmerlieden, vijf kappers, drie schoenmakers, een schoenenwinkel, drie naaisters, een kleermaker, drie stoffenwinkels en een fourniturenzaak.
Oradour staat bekend om zijn vriendelijke bewoners en men komt van heinde en ver om er boodschappen te doen
In het dorp Saint-Junien, 10 kilometer buiten Oradour, brengt Sturmbahnführer Dieckmann ondertussen alles in gereedheid Oradour binnen te vallen. Twee dagen tevoren zijn enkele Duitse soldaten omgekomen bij het opblazen van de spoorbrug bij Saint-Junien door de Resistance, het Franse verzet. Dieckmann wil als wraakactie Oradour van de kaart vegen. De soldaten van de Waffen-SS, de ‘elitetroepen’, krijgen te horen dat zij vandaag ‘bloed zullen zien vloeien’.
De Duitse colonne, bestaande uit 6 pantserwagens en 10 vrachtwagens met soldaten in gevechtstenue arriveert om 13.30 uur in Oradour via de brug over de Glane. Binnen een half uur is het dorp omsingeld en zijn alle toegangswegen hermetisch afgesloten. Het haastig bedachte plan wordt efficiënt uitgevoerd. Eén van de dorpelingen maakt zich uit de voeten en blijft uiteindelijke gespaard.
Als reden voor de inval wordt een routinecontrole van de identiteits-bewijzen opgegeven. Daarom moeten alle inwoners zich op het marktplein verzamelen. Later beweren de Duitsers dat ze op zoek zijn naar wapens.
Zelfs de kinderen worden van school gehaald en naar het plein gebracht. Een jongen van 8 jaar gaat er ongezien vandoor omdat zijn ouders hem hadden gezegd weg te rennen zodra hij Duitse soldaten zou zien. Hij is de enige van de ruim 200 kinderen die het overleeft…
Inwoners die zich in hun huis proberen te verstoppen worden zonder pardon doodgeschoten.
Naarmate de tijd verstrijkt groeit de groep op het plein tot ruim 600 mensen. De stemming is aanvankelijk gemoedelijk want men maakt zich nog geen zorgen. Slechts her en der wordt wat geklaagd. Ook de soldaten stellen de bewoners gerust. Tegen de bakker zeggen ze dat hij zich geen zorgen hoeft te maken over de cakes die hij zojuist in de oven heeft gezet, ‘wij letten er wel op’.
To all those who,
down the centuries and throughout the world,
have suffered intolerance, hate and violence
at the hand of other man…
(Oradour overlevende Robert Hédras).
Het welvarende Oradour heeft een gemeentehuis, een kerk, vier scholen, een postkantoor en zelfs een moderne tramverbinding met de nabijgelegen stad Limoges.
en van de natuur te genieten. De draaimolens en andere attracties van de jaarlijkse kermis in Oradour zijn vanwege de oorlog niet op het marktplein opgebouwd.
Vijf fietsers die door Oradour rijden worden aan de groep op het plein toegevoegd. In de loop van de middag stopt de tram uit Limoges buiten het dorp bij de brug over de Glane. Een passagier die uitstapt om poolshoogte te nemen wordt direct doodgeschoten. Zijn lijk gooien ze in de rivier. De soldaten sturen de tram met de overige passagiers terug naar Limoges. De groep op het plein wordt onder schot houden met zware mitrailleurs.
Een Frans sprekende officier verzoekt Jean-Paul Désourteaux, burgemeester en tevens arts, zich te melden. Na een kort onderhoud wil hij dat de burgemeester gijzelaars aanwijst. Désourteaux weigert en biedt zichzelf met zijn vier zonen aan.
De Duitsers negeren zijn aanbod. De officier wil weten of er wapens in het dorp zijn. Zijn soldaten gaan het dorp doorzoeken en onschuldigen zouden direct weer vrijgelaten worden.
Dan scheiden de Duitsers de bewoners op brute wijze van elkaar. De mannen blijven eerst op het plein achter, de vrouwen en de kinderen moeten naar de oostelijke kant van het dorp, richting de kerk. De mannen worden in groepen verdeeld en verspreid over het dorp opgesloten in schuren, garages, een koetshuis en een wijnkelder. Zware mitrailleurs worden opgesteld. De mannen wachten zwijgend op wat de Duitsers in het dorp aan wapens zullen vinden…
Om vier uur ontploft er eens een granaat, het afgesproken signaal. Direct daarna beginnen de Duitsers op de mannen te schieten. Met de opgestelde mitrailleurs schieten de Duitsers op beenhoogte waardoor de mannen boven op elkaar vallen. Enkele mannen ontsnappen aan de slachting omdat ze onder de neergeschoten mannen terecht komen, ze houden zich dood. Overal klinkt geschreeuw en velen sterven niet direct aan hun vreselijke verwondingen. Een hel op aarde! Nadat de soldaten stoppen met vuren lopen ze over de mannen heen, sommige nog bewegende slachtoffers krijgen een genadeschot.
De vrouwen en de kinderen zijn in de kerk bijeengedreven, ze hebben de mitrailleurs gehoord. Twee soldaten zetten een kist in de kerk, steken lonten aan en maken zich uit de voeten. Als de gasgranaat ontploft vult de kerk zich met een verstikkende rook. Door de geopende kerkdeuren en de ramen openen de Duitsers in het wilde weg het vuur en gooien ze handgranaten naar binnen.
Twee vrouwen, waarvan één met een baby, klimmen met behulp van een knielbankje door een kerkraam naar buiten. Nog hangend uit het raam schieten de Duitsers hen naar beneden. De vrouw en haar baby sterven. De andere vrouw laat zich zwaar gewond naar buiten vallen en overleeft de slachting door zich twaalf uur dood te houden tussen de planten.
In de kerk breken de panische vrouwen door de dikke houten deur naar de sacristie. Met de al opgestelde machine-geweren vermoorden de Duitsers honderden vrouwen en kinderen, waarvan de jongste nog geen week oud is. Onder het gewicht van de doden en gewonden stort de vloer in.
Daarna gooien de soldaten stoelen en kerkbanken op de zwaargewonde
vrouwen en kinderen en steken de brandstapel in brand. Ze verbranden
levend. De gesmolten kerkklok valt naar beneden. Het vuur spaart twee
jongetjes die zich in de biechtstoel verbergen, maar ze sterven alsnog
door Duitse kogels.
Na de slachting plunderen de Duitsers het dorp. Ze gooien over de vaak nog levende slachtoffers stro, hout, benzine, olie en andere brandbare stoffen en steken het hele dorp in brand.
De soldaten sparen één huis aan de rand van het dorp, de wijnkelder wordt leeggeroofd. Dronken soldaten sturen de avondtram aan de rand van het dorp weer terug. De 20 reizigers die uit Oradour komen worden op een rij gezet en onder schot gehouden. Na een paar uur sturen de soldaten ze tot hun verbazing weg. Ze zien de branden in het dorp maar hebben geen idee wat er gebeurd is. Nadat de soldaten hun roes hebben uitgeslapen steken ze de laatste huizen in brand.
Twee dagen later komen de Duitsers terug en gooien de verbrande lichamen in twee enorme massagraven. Een aantal lichamen gooien ze in waterputten. Een paar dagen later komen een paar Duitse officieren naar Oradour om de effectiviteit van de operatie te inventariseren. Pas enkele dagen daarna krijgt de lokale bevolking officieel toestemming de stoffelijke resten en hun as te begraven.
Al met al zijn 642 mensen gedood, 189 mannen, 240 vrouwen en 213 kinderen. Het gehele dorp met zijn 328 gebouwen is vernietigd.
Op 4 maart 1945 geeft de Franse president Charles de Gaulle opdracht de ruïnes van Oradour-Sur-Glane te behouden zodat nieuwe generaties het niet zullen vergeten.